In de 14e eeuw bestond het wapenschild van tsaar Ivan Shishman, de machtigste Bulgaarse heerser, uit een leeuw in goud afgebeeld op een rood schild. Dit ontwerp werd verwerkt in enkele vroege Bulgaarse revolutionaire vlaggen die in de 19e eeuw tegen het Ottomaanse Rijk werden gehesen. De nationale vlag is echter afgeleid van een andere bron – de etnische associatie van de Bulgaren met hun Slavische broeders, de Russen. De Russische horizontale driekleur wit-blauw-rood werd in de Bulgaarse vlag gewijzigd door het blauw te vervangen door groen.
Vanaf het moment van de officiële erkenning (16 april 1879) tot het einde van de monarchie na de Tweede Wereldoorlog was de nationale vlag gewoon de wit-groen-rode driekleur, hoewel de marinevlag een rood kanton met een gele leeuw toevoegde. Toen de communisten aan de macht kwamen, werd hun wapen, met zijn rode ster en andere socialistische symbolen, toegevoegd in de bovenste hijshoek van de vlag; tussen 1948 en 1990 bestonden vier varianten van dat ontwerp. Na de val van de communistische regering werd op 27 november 1990 de oude effen driekleur weer ingevoerd. Van het wit van de vlag wordt gezegd dat het staat voor vrede, liefde en vrijheid, terwijl groen de agrarische rijkdom van Bulgarije benadrukt. Rood staat voor de onafhankelijkheidsstrijd en militaire moed.